Historie
Op 6 september 1950 werd de ‘Kampeervereniging Natuurvrienden Norg’ opgericht. De vereniging kreeg van de (toenmalige) gemeente Norg een ongerept bosterrein in huur, circa 11 hectare gelegen aan de noord-oostelijke rand van de gemeente. De leden van de kampeervereniging, voornamelijk uit de stad Groningen afkomstige natuurvrienden, bivakkeerden aanvankelijk vooral in tenten en later in semipermanente ‘tenthuisjes’ die in de winterperiode in een loods werden opgeslagen. Na verloop van tijd ontstond er steeds meer permanente bebouwing op het terrein, meest eenvoudige houten huisjes, zoals nog steeds betrekkelijk kriskras op het terrein geplaatst. Met uitzondering van de maanden januari en februari was het ‘kampeerterrein’ het hele jaar voor de leden toegankelijk.
Al spoedig werden waterleiding en toiletten aangelegd, aanvankelijk als collectieve voorzieningen, later als privé voorzieningen in het eigen huisje.
Deze situatie heeft zo’n 60 jaar bestaan. Eind vorige eeuw ontstond zowel bij de gemeente (inmiddels de gemeente Noordenveld) als bij ‘de Natuurvrienden’ het streven naar privatisering van het terrein. Het aanvankelijk tamelijk moeizame proces heeft uiteindelijk in het jaar 2012 geleid tot de verkoop van het bosterrein aan de Vereniging van Eigenaren van de Natuurvrienden Norg: 87 kavels voorzien van gas, elektra en aansluiting op de riolering. Uitgangspunt, zowel van de gemeente Noordenveld als van de VvE van de Natuurvrienden Norg, is het behoud van het natuurlijke karakter van het bosterrein: huisjes van beperkte omvang, beperkte verhuurbaarheid, uitsluitend natuurlijke afscheidingen rond de huisjes, geen verharde paden en (bij daglicht) vrije toegankelijkheid voor wandelaars. Een plek waar elke natuurvriend zich kan thuis voelen.
Het Drents Archief bezit een uit 1832 stammende akte waarin het terrein wordt beschreven. Het ging om een heidegebied in eigendom van Johannes Tonckens, een burgemeestersgeslacht en nog steeds een bekende en prominente familienaam in de streek. De gemeente verwierf uiteindelijk het inmiddels beboste perceel van de weduwe Tonckens. In de 19de eeuw werden veel heidevelden ontgonnen om geschikt te zijn als landbouwgrond. Het terrein van de Natuurvrienden werd vooral benut voor beweiding van het vee: vooral schapen, maar ook ossen, koeien en paarden. Het vee werd naar en van de beweiding teruggedreven via zogenoemde “schapendriften”. Schapendrift is ook de naam van het belendende pad aan de zuidkant van het terrein van ‘de Natuurvrienden’. Ook de houtwallen bedoeld om het vee van de bouwlanden af te houden zijn nog steeds aanwezig rond het terrein. Door de intensieve beweiding en het afplaggen van de heide begon het onderliggende zand te stuiven. De zo kenmerkende heuvels en dalletjes op het terrein van ‘de Natuurvrienden’ getuigen nog van deze ontwikkeling.